Veel radioverzamelaars hebben de wens om een toestel met verwisselbare honingraatspoelen in hun verzameling te hebben. Ook zelf bouwen is een mogelijkheid. Het valt allemaal best mee. In de 20-er jaren van de vorige eeuw werd dit veel gedaan uit kostenoverweging. Een dergelijk toestel met alle voedingen, een hoornluidspreker en een set honingraatspoelen kostte al gauw f 300,-. Dit was toen heel veel geld was dus was het best de moeite waard de handen uit de mouw te steken. Een handig iemand met wat technisch inzicht verkreeg door zelfwerkzaamheid een prachtige eigen gebouwde radio-ontvanger.
Voor de bouw van deze radio-ontvanger heb ik gekozen voor de 3-lamps primaire “Koomans” batterij-ontvanger met h.f. (hoogfrequent) en l.f. (laagfrequent) transformatorkoppeling. In Nederland zijn in de periode 1923-1930 veel amateur-ontvangers volgens dit principe gebouwd. Inmiddels heb ik drie van dit type radio-ontvanger gebouwd en de ontvangst is verbazingwekkend goed. In principe komt dit toestel overeen met het allereerste type radio van Philips, de 2501 uit 1927-’28, alleen hier bevinden zich de spoelen binnen in het toestel.
De onderwerpen:
1-6 Het Schema
2-6 De Onderdelen
3-6 De Bouw
4-6 De Voeding
5-6. De Kast
6-6 Het in werking stellen
Het is een zogenaamde rechtuit – of cascadeontvanger en bestaat uit 3 trappen n.l. de hoogfrequenttrap HF met de A442, de detectortrap DET met de A415 en de laagfrequenttrap LF met de B443. Als detectorlamp heb ik gekozen voor de A415, deze is gemonteerd op een verende buisvoet om microfonie tegen te gaan.
Zowel de hoog- als laagfrequent-lamp zijn krachtige lampen en geven een goed resultaat.
De laagfrequenttrafo heeft een verhouding van 1:3. Ik heb gekozen voor een type met een hoge ingangsweerstand om een zo goed mogelijke aanpassing van de voorgaande detectorlamp te krijgen.
De roosterlekweerstand Rl = 2 Mohm en de roostercondensator Cg = 200 cm zijn van een oud type en gemonteerd op speciale houders hiervoor.
Er wordt afgestemd met afstembare condensatoren van 500 cm in zowel de rooster- als de plaatkring van de HF-lamp A442.
Bij dit toestel is het belangrijk spoel L plat tegen de frontplaat aan te drukken, dus de primaire spoel wordt buiten de koppeling gehouden om het genereren beheersbaar te houden.
Bij de antenne-ingang heb ik extra ingang aangebracht via een condensator van 150 cm, een zogenaamde antenneverlengcondensator om ook met een betrekkelijk korte antenneleiding goede ontvangst te hebben. Vaak hebben we niet de mogelijkheid op grote hoogte een draad van plm. 30 m. te spannen.
Tot 2000 m voldoet de parallel-ingangskring prima en daarom heb ik geen serie-parallelschakelaar aangebracht.
De frontplaat is van eboniet en diktes vanaf 3 mm zijn bruikbaar. Er is moeilijk aan te komen maar via een bevriende medeverzamelaar had ik het geluk nog een nieuwe plaat al op maat gezaagd te bemachtigen. Links en rechts hoor ik om me heen dat er ook arbolite, pertinax en trespa gebruikt wordt.
Belangrijk is dat de aansluitingen voor de spoelen op de juiste manier gebeurt anders werkt het toestel niet optimaal, In het schema zijn de spoelen aangegeven met b = boven en o = onder!
Opmerking:
Koomans, Nicolaas, hoofdingenieur der Telegrafie en Telefonie, chef van het Radiolaboratorium der Rijkstelegraaf. Sinds 1934 buitengewoon hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft.
Waarde condensator: 1 cm = 0,9 pF
Onderdelen 2-6
Onderdelenlijst:
Gekozen is voor een symmetrische opbouw op de frontplaat.
De gaten voor de onderdelen op de front- en achterplaat worden vóor de montage geboord met de volgende maten:
1. De 3 spoelhouders zijn gemonteerd met de as op 20 cm van de onderkant en de vaste spoelhouder in het midden en de draaibare spoelhouders op 3 cm daarvan verwijderd. Mochten de spoelen en spoelhouders ruim van maat zijn dan kan de 3 cm iets ruimer worden genomen.
2. De variabele condensatoren C en C1 zijn aangebracht op 8,5 cm van de onderkant en de onderlinge afstand is 25 cm.
(Later na de montage van de 2 grote afstemknoppen wordt op 3 mm midden boven de knoppen een gaatje geboord van 1 mm voor bevestiging van een koperen kopboutje. De koperen kop geeft dan aan waar de nulstand is.)
3. De volumeregelaar Rf en de instelpotentiometer Rl bevinden zich op 7,5 cm van de bovenkant en 6,5 cm van de zijkant.
4. Van de 6 aansluitbusjes op de frontplaat bevindt de bovenste zich op 8 cm van de onderkant en 3,5 cm van de zijkant. De andere busjes zijn op een onderlinge afstand van 2 cm gemonteerd.
5. De 7 aansluitklemmen/bussen op de achterplaat zijn in het midden gemonteerd. De onderlinge afstand naar eigen inzicht zodanig kiezen dat een goede bedrading mogelijk is. Even een proefopstelling maken!
Vervolgens:
6. De frontplaat met 2 grote hoeksteunen bevestigen tegen de bodemplank en de achterplaat met 3 kleine hoeksteunen op de bodemplank.
Hiervoor moeten links, rechts en onder totaal 8 gaatjes (verzonken) van 2 mm worden geboord.
In de achterplaat moeten 6 gaatjes van 2mm (verzonken) worden geboord.
Voor een vlakke afwerking verzonken schroefjes en boutjes gebruiken.
7. De 3 buisvoeten, de houder voor de roosterlekcondensator, de houder voor de roosterlekweerstand, de laagfrequenttransformator en de condensatoren C3, C4 op de bodemplank verdelen en met schroeven vastmaken.
8. Voor de bedrading heb ik 2 soorten draad genomen n.l. a. stevig wit katoenomsponnen enkeladerig koperdraad welke aan de uiteinden is afgewerkt met schellak en soepel meeraderig katoenomsponnen koperdraad waarbij de uiteinden zijn voorzien van stukjes geel isolatiekous.
Op de foto ziet u dat het witte draad hoofdzakelijk is gebruikt voor bedrading op de bodemplank en verbindingen naar boven.
Voor de draden in open ruimte heb ik het andere soepele draad gebruikt wat veel gemakkelijker werkt.
Verder om onderlinge beïnvloeding te voorkomen zorgen dat de onderlinge afstand van de draden minimaal 1 cm is.
9. Alle draadverbindingen maken en hier en daar solderen. Het is een kwestie van afstrepen op het schema en vervolgens goed controleren.
Opletten is geblazen bij de draadverbindingen naar de spoelhouders. Deze zijn in het schema en ook op de montagefoto gemerkt met b = boven en o = onder. Precies zo verbinden anders is de werking niet optimaal!
10. Het chassis is nu klaar voor montage in de kast.
De voeding 4-6
Gelijkstroomvoedingen (zie bovenste foto):
In de jaren twintig van de vorige eeuw waren er in Nederland een groot aantal gebieden waar de huizen geen elektriciteitsaansluiting hadden. Algemeen gebruikelijk voor de voeding van de radio-ontvanger waren toen de oplaadbare accu, de anodebatterij en de roosterbatterij
Accu:.
De 4 Volts Komeet accu leverde de gloeispanning voor de gebruikte radiolampen.De 4 Volts accu bleef lange tijd in gebruik, omdat de accu thuis kon worden opgeladen m.b.v. een gelijkrichter. Dit kon alleen wanneer men aangesloten was op het elektriciteitsnet.
Anodebatterij:
De Witte Kat 120 Volts anodebatterij is aftakbaar en leverde zowel de detectorspanning (+) als de anodespanning (++)voor de radiolampen.
Er zijn ook lange tijd grote oplaadbare anode-accu’s in gebruik geweest.
Roosterbatterij
De Harco 15 Volts instelbare roosterbatterij leverde de negatieve roosterspanning voor de eindlamp.
Wisselstroomvoedingen (zie onderste foto):
4 Volts netvoeding
Als vervanger voor de accu heb ik gebruikt de Monacor netvoeding, type PS-312 ST, met instelbare uitgangen 4,5, 6, 7,5, 9 en 12 Volt. Het apparaat heb ik ingesteld op 4,5 Volt.
Dit is wel een 0,5 Volt te veel, daarom heb ik inwendig in het apparaat in serie met de uitgang een weerstand gemonteerd die ongeveer een 0,5 Volt spanningsverschil veroorzaakt.
De A442 (150 mA), de A415 (85 mA) en de B443 (150 mA) verbruiken totaal plm. 295 mA. = 0,295 A. R = E/I dus 0,5 Volt gedeeld door 0,295 A is 1,7 Ohm. P = E x I dus 0,5 x .295 = 0,15 Watt. In de voeding is gebruikt een weerstand van 1,8 Ohm/0,5 W
De plastic aansluitdraden zijn vervangen door oud katoenomsponnen snoer.
Plaatspanningsapparaat:
Toen de woningen algemeen van elektriciteit waren voorzien werd al snel de dure anodebatterij vervangen door een plaatspanningapparaat (PSA) met regelbare detectorspanning (+) en regelbare anodespanning (++).
Populair was vanaf plm. 1925 het Philips PSA, type 372, met de gelijkrichtlamp 373. Een solide gebouwd apparaat.
Roosterbatterij:
11 stuks 1,5 Volts batterijen zijn in serie geschakeld en gebouwd in een plat kistje. Er zijn 12 aansluitbusjes gemonteerd en de volgende negatieve spanningen zijn beschikbaar: 1,5-3,4,5-6-7,5-9-10,5-12-13,5-15 en 16,5 Volt. De batterijen gaan zeer lang mee daar de roosterbatterij dient als instelspanning die praktisch geen stroom verbruikt.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De kast 5-6
Toevallig vond ik op de ruilbeurs van de Nederlandse Vereniging voor de Historie van de Radio (NVHR) te Driebergen voor een geschikte prijs een fraaie kast .
Het chassis met de frontplaat is hierop aangepast.
Onder in de kast heb ik 2 gaten geboord en met 2 schroeven is de bodemplank van het chassis vastgezet.
Aan de achterkant boven in de kast is de frontplaat met een klembeugeltje vastgezet tegen de kast. Dit zorgt ervoor dat de ebonieten frontplaat mooi strak tegen de voorkant zit.
De kast is eventueel te maken volgens eigen ontwerp of door een vakman meubelmaker.
Het maken van een kast wordt in dit onderwerp niet besproken.
Het in werking stellen 6-6
Het grote moment!
Om de Hilversummer zenders Radio 1 (747 khz = 402 m) en Radio 5 (1008 khz = 298 m) te ontvangen kies ik voor de spoelcombinatie 100-50-25.
Alle benodigde spanningen worden aangesloten, evenals aarde, antenne en luidspreker.
Met de regelaars op het Philips PSA wordt in belaste toestand de anodespanning ingesteld op 120 Volt en de detectorspanning op 60 Volt.
De roosterbatterij stellen we in op 9 Volt.
En ja hoor, het fluiten en piepen begint. De Mexicaanse hond laat zich duidelijk horen!
De linker antennespoel wordt plat tegen de frontplaat geplaatst. De rechter secundaire afstemcondensator S wordt afgestemd op maximaal lawaai, de terugkoppelspoel wordt bijgesteld en Radio 1 (402 m) komt door. Tenslotte wordt de primaire condensator P vervolgens de primaire condensator afgestemd op maximale ontvangst.
Ook Radio 5 (298 m) en diverse buitenlandse stations komen krachtig door:
Conclusie:
Het is een bijzondere gewaarwording thans dezelfde spanning te ervaren als destijds een radioamateur die na veel werk en inspanning het wonder van de radio te beleven.
Opmerking:
Er wordt gebruik gemaakt van een plm. 7 meter lange draadantenne die in de hobbykamer op de begane grond tegen de zolder gespannen is.
Via de antenne-ingang A2, dus via Ca = 150 cm is de ontvangst van de zenders veel scherper te regelen dan via de antenne-ingang A1.
Wanneer men de mogelijkheid heeft een plm. lange draadantenne hoog buiten of boven in een schuur te spannen dan wordt gebruik gemaakt van de antenne-ingang C1.